-
1 Haupt
〈o.; Haupt(e)s, Häupter〉 〈 formeel〉♦voorbeelden:entblößten Hauptes • blootshoofdsein gekröntes Haupt • een regerend vorst(in)zu Häupten einer Bahre • aan het hoofdeinde van een baar -
2 aufrecht
aufrecht1 recht(op), overeind ⇒ flink, stoer♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 die Hoffnung hält mich aufrecht • de hoop houdt me overeind, staande -
3 aufrechten Hauptes
-
4 erhobenen Hauptes
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский